overzicht boeken - vorig boek - volgend boek



bekijk de pagina's

Johannes Rienskz. Jelgerhuis, Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek, gegeven aan de kweekelingen van het fonds ter opleiding en onderrigting van tooneel-kunstenaars aan den stadsschouwburg te Amsterdam
Amsterdam, Meyer Warnars, 1827
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium

'Hooggeachte Heeren Bestuurderen van dezen wijdberoemden Schouwburg! Geachte Kunstgenooten! Ervaren Medebroederen in de moeijelijke loopbaan der Kunst van Tooneelspelen! Waardige en hoogstverereerenswaardige Kunstenaressen, Tooneelspeelsters! Door ervaring en lange oeffening beroemd en bemind; waardige Toehoorders! Jonge liederen van beider Sexe, Aankweekelingen voor het Tooneel, geachte Leerlingen!'. Zo begint Johannes Jelgerhuis zijn boek waarin hij 38 lessen bundelde die hij vanaf het najaar van 1824 vier winters lang gaf voor het 'Fonds ter opleiding en aankweeking van Tooneelkunstenaars en Kunstenaressen' in Amsterdam.

Jelgerhuis was niet alleen een excellent acteur, hij was ook een getalenteerd schilder en tekenaar. Dat dubbeltalent leverde dit prachtige boek op. Zijn lessen illustreerde Jelgerhuis met honderden tekeningen op het schoolbord, illustraties die hij voor het boek allemaal opnieuw tekende. Die platen (42 gravures en 51 litho's) tonen honderden houdingen, gelaatsuitdrukkingen, gebaren en kostuums. Niet voor niets beweerde Jelgerhuis aan het slot van zijn boek dat 'ijver de drijfveer van den kunstenaar is'. Want: 'Vlijt doet vorderen.'
Dit boek maakte deel uit van de kostbare bibliotheek van de stedelijke 'Tooneelbibliotheek
Antwerpen' die in 1927 naar de conservatoriumbibliotheek werd getransfereerd.

Impressie

De Franse taal en cultuur waren in de achttiende en de negentiende eeuw in geheel Europa dominant, zowel in de diplomatie en in de mode, als in het theater. Bij het klassieke Franse theater was de correcte declamatie van de tekst prioritair, en het spel beperkte zich tot het gebruik van een aantal geijkte houdingen en gebaren. In het Koninkrijk der Nederlanden en het latere België stond deze declamatiekunst in de 19de eeuw eveneens in hoog aanzien. Ze werd er 'welsprekendheid' genoemd, of de 'kunst van het uitgalmen'. Deze laatste uitdrukking was helemaal niet pejoratief bedoeld: ze was enkel een iets te letterlijke vertaling van de Franse term 'déclamation'. En deze kunst werd beslist niet alleen door acteurs bedreven: ook politici en predikanten deden hun uiterste best om zich in deze discipline te bekwamen.

Johannes Jelgerhuis (1770-1836), geboren in het Friese Leeuwarden, was een schilder van onder meer stadsgezichten en interieurs met een levendige weergave van alledaagse details. Hij vestigde zich ca 1806 te Amsterdam, waar hij een engagement kreeg aan de Stadsschouwburg als acteur. Hij vertolkte helden- en karakterrollen, gaf les in mimiek, en ontwierp ook toneeldecors en -kostuums. In zijn boek beschreef en tekende hij nauwkeurig de houdingen en gelaatsuitdrukkingen die bij elk gevoel pasten. Voor de kennis van de manier van toneelspelen in de eerste helft van de negentiende eeuw is dit boek van uitzonderlijk belang. In haast alle standaardwerken over de geschiedenis van het Europese theater wordt ernaar gerefereerd.

Toon Brouwers (hoogleraar Hogeschool Antwerpen)