overzicht boeken - vorig boek - volgend boek | |
Johannes Rienskz. Jelgerhuis, Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek, gegeven aan de kweekelingen van het fonds ter opleiding en onderrigting van tooneel-kunstenaars aan den stadsschouwburg te Amsterdam 'Hooggeachte Heeren Bestuurderen van dezen wijdberoemden Schouwburg! Geachte Kunstgenooten! Ervaren Medebroederen in de moeijelijke loopbaan der Kunst van Tooneelspelen! Waardige en hoogstverereerenswaardige Kunstenaressen, Tooneelspeelsters! Door ervaring en lange oeffening beroemd en bemind; waardige Toehoorders! Jonge liederen van beider Sexe, Aankweekelingen voor het Tooneel, geachte Leerlingen!'. Zo begint Johannes Jelgerhuis zijn boek waarin hij 38 lessen bundelde die hij vanaf het najaar van 1824 vier winters lang gaf voor het 'Fonds ter opleiding en aankweeking van Tooneelkunstenaars en Kunstenaressen' in Amsterdam. |
|
Impressie
De Franse taal en cultuur waren in de achttiende en de negentiende eeuw in geheel Europa dominant, zowel in de diplomatie en in de mode, als in het theater. Bij het klassieke Franse theater was de correcte declamatie van de tekst prioritair, en het spel beperkte zich tot het gebruik van een aantal geijkte houdingen en gebaren. In het Koninkrijk der Nederlanden en het latere België stond deze declamatiekunst in de 19de eeuw eveneens in hoog aanzien. Ze werd er 'welsprekendheid' genoemd, of de 'kunst van het uitgalmen'. Deze laatste uitdrukking was helemaal niet pejoratief bedoeld: ze was enkel een iets te letterlijke vertaling van de Franse term 'déclamation'. En deze kunst werd beslist niet alleen door acteurs bedreven: ook politici en predikanten deden hun uiterste best om zich in deze discipline te bekwamen. |